Louis-Ferdinand Céline: Reis naar het einde van de nacht
Céline (tekst) & Tardi
(tekeningen): Reis naar het einde van de nacht (Frankrijk, 1932): 381
blz: Vertaald door E.Y. Kummer (1968): Uitgeverij van Oorschot
"Reis
naar het einde van de nacht", de roman waarmee Louis-Ferdinand Céline
in 1932 debuteerde is een absoluut meesterwerk, daarover kan wat mij
betreft geen twijfel bestaan. Mijn exemplaar van dit boek, een 19e
geïllustreerde druk uit 2004, bevat bovendien prachtige tekeningen van
Jacques Tardi, mijn favoriete striptekenaar. Nooit voordat ik in 2011
dit boek voor de eerste keer las en nooit sindsdien heb ik de
uitzichtloosheid van het leven zo treffend beschreven gezien. Dit boek
is een rauw boek, het grijpt je bij de keel om je niet meer los te
laten.
"Reis
naar het einde van de nacht" is opgebouwd uit 4 delen. In het eerste
deel is onze hoofdpersoon, Ferdinand Bardamu, soldaat in de grote
oorlog. Hij is helemaal niet heldhaftig, hij is juist eerder laf. Zijn
enige wens is, de ellende die de oorlog is, te overleven.
In
het 2e deel komt Bardamu terecht in Afrika. Hier is hij onverholen
racistisch. Nadat hij ziek geworden is wordt hij per boot naar de
Verenigde Staten vervoerd.
Deel
3 speelt zich af in de Verenigde Staten. Hier ontmoet hij Molly, een
hoertje, die zijn geliefde wordt. Hij kan echter de rust niet vinden en
besluit om terug te keren naar Frankrijk.
In
het laatste deel is Bardamu afgestudeerd en is hij arts geworden. Hij
durft de arme drommels die hem om hulp vragen niet om geld te vragen en
blijft zo zitten in de armoede.
Céline
was een stijlvernieuwer. Hij was de eerste die spreektaal gebruikte
voor een literair werk. Befaamd zijn ook de 3 gedachtepuntjes die heel
vaak voorkomen in zijn werk.
De vertaling van het boek is van E.Y. Kummer uit 1968 en die leest erg soepel en maakt nergens een gedateerde indruk.
"Reis
naar het einde van de nacht" is een deprimerend boek. De enige
lichtpuntjes in het boek zijn als Bardamu een vriendin heeft en haar
lekker kan naaien (een veelgebruikt woord in het boek). Zijn vriendinnen
blijven echter nooit lang bij hem, op Molly na, die hij uit zichzelf
verlaat.
"Reis
naar het einde van de nacht" is zeker niet een boek voor iedereen. Als
je tegen het rauwe taalgebruik en de uitzichtloosheid van het boek kunt,
dan zul je waarschijnlijk, net als ik, zwaar onder de indruk zijn van
dit boek.
Om
recht te doen aan het boek heb ik een groot aantal citaten opgenomen in
mijn bespreking. Ik heb deze bespreking in 4 stukken gesplitst, de
komende dagen publiceer ik deel 2 tot 4, opnieuw met erg veel citaten.
Citaten uit deel 1 (blz 10-89):
-
Zou ik dan de enige lafaard op aarde zijn? vroeg ik me af. En ik
huiverde bij die gedachte! ... Verloren tussen twee miljoen heldhaftige
idioten, die buiten zichzelf waren en gewapend tot de tanden? Met
helmen, zonder helmen, zonder paarden, op motoren gierend, in auto's,
fluitend, schietend, samenzwerend, vliegend, knielend, gravend, 'm
smerend, zwenkend op weggetjes, knallend, gekluisterd aan deze aarde als
in een cel, om er alles te vernietigen, Duitsland, Frankrijk,
werelddelen, om alles wat leeft te vernietigen, nog doller dan honden,
omdat ze hun eigen dolheid vereren (wat honden niet doen), honderdmaal,
duizendmaal doller dan duizend honden en zoveel valser! 't was een
fraaie boel! Ja, nu begreep ik 't, ik was in een apocalyptische
kruistocht terechtgekomen.
-
In een weiland, beschaduwd door kersebomen en al verzengd door de late
augustuszomer, werd al het vlees van het regiment verdeeld. Op zakken en
breed uitgespreide tentdoeken, en op het gras, lagen ik weet niet
hoeveel kilo darmen uitgestald, gele en witte vlokken vet, schapen met
opengereten buiken en een hele troep ingewanden erin, waaruit kronkelige
stroompjes in het gras eromheen sijpelden; aan een boom hing een hele
os, in tweeën gesneden, en onder luid gevloek waren de vier slagers van
het regiment nog druk bezig er stukken afval af te snijden. De escouades
gingen flink tegen elkaar te keer vanwege het vet, en vooral de mieren,
te midden van vliegen zoals je die op zulke momenten ziet, net zo groot
en lawaaiig als kleine vogels.
-
Zelfs op twintig kilometer kun je goed zien hoe een dorp afbrandt. 't
is een vrolijk gezicht. Je kunt je niet voorstellen wat voor effect het
geeft als een gehucht van niets, dat je overdag in het miezerige
landschap niet eens zou opmerken, 's nachts in vlammen opgaat! Net de
Notre-Dame! Een dorp, zelfs een klein dorp, doet er wel een hele nacht
over om af te branden, op 't laatst lijkt 't wel een reusachtige bloem,
dan alleen nog maar een knop, en dan niets meer.
-
Wie over de toekomst spreekt, is een grappenmaker, alleen het heden
telt. Praten over zijn nageslacht komt neer op een toespraak tot de
maden.
-
Tegenover al die autoriteiten konden wij beiden werkelijk niets anders
stellen dan onze eigen kleine wens, niet te sterven en niet te branden.
Dat was niet veel, vooral omdat je in de oorlog niet openlijk voor die
dingen kunt uitkomen.
-
Bij een mooie begrafenis ben je ook erg bedroefd, maar je denkt toch
aan de erfenis, aan de komende vakantie, aan de weduwe die er
allerliefst uitziet en temperament heeft, naar men zegt, en ook, bij
wijze van tegenstelling, dat je zelf nog leven wilt, heel lang, dat je
misschien nooit doodgaat ... Wie weet?
-
Waarom zou je met je lichaam moedig zijn? Dan kun je ook aan een worm
vragen moedig te zijn, die is roze en bleek en week, net als wij.
-
En het beetje dat je er in 1914 had was nu zo, dat je je ervoor
schaamde. Alles wat je aanraakte was surrogaat: suiker, vliegtuigen,
sandalen, jam, foto's, alles wat je las, slikte, inzoog, bewonderde,
verkondigde, verwierp, verdedigde, dat alles was niets anders dan
schijn, huichelarij en hersenschimmen barstens vol haat. Zelfs de
verraders waren niet echt. Die koortsachtige bezetenheid om te liegen en
alles te geloven is net zo besmettelijk als schurft. De kleine Lola
kenden van het Frans maar een paar zinnen, maar die waren dan ook
vaderlandslievend: "We zullen ze wel krijgen ...", "Madelon, kom! ..."
't was om te huilen.
- De droefheid van het leven probeert de mensen te raken waar ze kan, en schijnt daar bijna altijd in te slagen.
-
Onvoorstelbaar, Lola, zo bang, weet je, dat ik vooral niet wil dat ze
me verbranden als ik later normaal m'n eigen dood sterf! Ik wil dat ze
me gewoon onder de grond stoppen en rustig laten verrotten op het
kerkhof, klaar om misschien weer te gaan leven ... Je weet nooit!
Terwijl als ze me tot as verbranden, snap je, Lola, dan is het uit,
voorgoed uit ... Je kunt zeggen wat je wilt maar een geraamte lijkt
altijd nog een beetje op een mens ... Met as is 't voorgoed uit! ... Wat
vind jij ervan? ... Nou, je begrijpt dus wel, de oorlog ...
- O, je bent dus door en door laf, Ferdinand! Je bent afzichtelijk, net een rat ...
-
Ja, Lola, door en door laf, ik verwerp de oorlog en alles wat ermee
samenhangt ... Ik weet wat 't is ... Ik leg mij er niet bij neer ... Ik
grien er niet over ... Ik verwerp 'm helemaal, met alle mensen die erbij
horen, ik wil niets met ze te maken hebben, niest met de oorlog. Al
waren ze met negenhonderd vijfennegentig miljoen en ik helemaal alleen,
dan nog hebben zij ongelijk, Lola en ik gelijk, want ik ben de enige die
weet wat hij wil: ik wil niet dood.
-
... en nu komt 't mooiste, uit achting voor wat ze "de eer van mijn
familie" noemen. Wat edelmoedig! Nou vraag ik je, kerel, wordt mijn
familie straks doorzeefd met kogels, zowel Duitse als Franse, als een
vergiet? ... Nee, alleen ik, nietwaar, helemaal in m'n eentje! En als ik
dood ben, zal de eer van mijn familie me dan weer uit de dood opwekken?
... Kom nou, ik zie m'n familie al, als de oorlog voorbij is ... Zoals
alles voorbijgaat ... Ik zie ze op mooie zondagen al vrolijk
rondhuppelen op het weer zomerse grasveld ... Terwijl, drie voet
eronder, het ontgoochelde vlees van mij, hun pappie, druipend van de
wormen en nog viezer dan een kilo stront op 14 juli, schitterend ligt
weg te rotten ... De akker van de onbekende boer mesten, dat is het ware
lot van een waar soldaat!
-
Ik hield me natuurlijk ook bezig met mijn toekomst, maar voor mij was
't meer een ellendige droom, want binnen in me wroette voortdurend de
angst gedood te worden in de oorlog en bovendien was ik bang van de
honger te zullen kreperen als 't weer vrede zou zijn. Mijn dood was nog
even uitgesteld en ik was verliefd. 't was heus niet zo maar een
nachtmerrie. Niet ver van ons af, nauwelijks honderd kilometer
hiervandaan, stonden miljoenen dappere, goed gewapende en uitstekend
opgeleide kerels klaar om me om zeep te helpen, en ook Fransen stonden
er op me te wachten om me levend te villen als ik me niet in bloederige
mootjes wilde laten hakken door de anderen aan de overkant.
- Een beetje goedgeplaatst poëtisch medelijden staat een vrouw net zo charmant als luchtige lokken in de maneschijn.
-
Ik had m'n moeder eindelijk geschreven. Ze was blij me weer te zien en
jankte als een teef die je eindelijk haar jong teruggegeven hebt. Ze
dacht vermoedelijk ook dat ze me een grote dienst bewees als ze me
omhelsde, maar ze haalde 't toch niet bij de teef, want zij geloofde wat
haar verteld werd om me weg te halen. De teef gelooft tenminste alleen
maar wat ze voelt.
Reacties
Een reactie posten