Lewis Carroll: Alice in Wonderland
Lewis Carroll: Alice in Wonderland
& Achter de spiegel (Groot Brittannië, 1865 & 1871): 265 blz:
Vertaald door Nicolaas Matsier (1989 & 1994): Uitgeverij Van Goor
Deze
prachtige uitgave door uitgeverij Van Goor bevat de twee beroemdste
boeken van Lewis Carroll "Alice in Wonderland" en "Achter de spiegel".
Alles aan deze uitgave klopt. Het is een gebonden hardcover met een
mooie stofomslag, het boek ligt lekker in de hand, het lettertype is
mooi en duidelijk leesbaar, het bevat de prachtige illustraties van John
Tenniel en, het belangrijkste van alles, een zeer onderhoudende tekst
die prachtig is vertaald.
Lewis
Carroll was een wiskundige en logicus. In zijn twee boeken maakt hij
tal van grapjes met onlogische redeneringen, zie ook mijn citaten. Het
boek heeft na 150 jaar nog niets van zijn frisheid verloren, hetgeen
mede te danken is aan de soepele en inventieve vertaling van Nicolaas
Matsier.
Traditioneel
worden "Alice in Wonderland" en "Achter de spiegel" als kinderboeken
beschouwd, maar eerlijk gezegd denk ik dat volwassenen (wiskundigen!)
hier meer plezier aan beleven. Terecht één van de grote klassiekers uit
de Engelstalige literatuur van de 19e eeuw!
Citaten:
-
Zou het misschien zin hebben, dacht Alice, deze muis aan te spreken?
Alles hier beneden is zo buitenissig dat het me niets zou verbazen als
hij kon praten; baat het niet, dan schaadt het niet. Daar begon ze: "O
Muis, weet u de weg uit dit meer? Ik ben doodop van al dat zwemmen hier,
o Muis!" (Dit leek Alice de juiste manier om een muis aan te spreken;
ze had zoiets nog nooit gedaan, maar ze herinnerde zich dat ze in de
Latijnse grammatica van haar broer had zien staan: "Muis - van de muis -
aan of voor de muis - muis - door de muis - o muis!")
- "... De Fransen vonden het echter raadzaam-"
"Vonden wat?" zei de Eend.
"Vonden het," antwoordde de Muis nogal gemelijk. "Je weet toch wel wat "het" betekent?"
"Ik weet heus wel wat "het" betekent, als ik iets vind," zei de Eend. "Meestal is het een kikker of een worm. De vraag is: wat vonden de Fransen?"
Een vraag van Alice aan de Kollummer Poes:
-
"Kollummer Poes," begon ze, een beetje verlegen, omdat ze helemaal niet
wist of hij zo aangesproken wilde worden; maar hij grijnsde alleen nog
wat breder. Kijk eens aan, tot nu toe bevalt het hem wel, dacht Alice,
en ze ging voort: "Kunt u me misschien vertellen welke kant ik op moet?"
"Dat hangt er heel erg van af waar je heen wil," zei de Kat.
"Dat kan me niet zoveel schelen-" zei Alice.
"Dan doet het er niet toe welke kant je op gaat," zei de Kat.
"- als ik maar ergens kom," voegde Alice er bij wijze van verklaring aan toe.
"O, dat zal wel lukken," zei de Kat, "als je maar lang genoeg doorloopt."
-
De Hoedenmaker was de eerste die de stilte verbrak. "Welke dag van de
maand is het?" zei hij, zich tot Alice wendend. Hij had zijn horloge uit
zijn zak gehaald en keek er bezorgd naar, terwijl hij het nu en dan
schudde en bij zijn oor hield.
Alice dacht even na en zei toen: "De vierde."
"Twee
dagen ernaast!" zuchtte de Hoedenmaker. "Ik heb je nog zo gezegd dat
boter niet goed is voor het uurwerk!" voegde hij er met een boze blik op
de Maartse Haas aan toe. ...
Alice had met enige nieuwsgierigheid over zijn schouder gekeken.
"Wat een grappig horloge!" merkte ze op. "Het geeft de dag van de maand aan, maar niet hoe laat het is!"
"Moet dat dan?" mopperde de Hoedenmaker. "Heb jij een horloge dat het jaar aangeeft?"
"Natuurlijk niet," antwoordde Alice prompt, "maar dat is omdat het een hele tijd hetzelfde jaar blijft."
"Dat is met het mijne net zo," zei de Hoedenmaker.
- Alice wilde de Zevenslaper niet weer beledigen, dus begon ze heel voorzichtig: "Maar ik begrijp 't niet. Waar putten ze het suikerwater uit?"
"Je kunt water putten uit een
waterput," zei de Hoedenmaker, "dus kun je suikerwater putten uit een
suikerwaterput, zou ik zo denken - hè, domkopje?"
Over het croquetspel:
-
Nog nooit in haar leven, dacht Alice, had ze zo'n raar croquetveld
gezien: het was één en al kuil en greppel; de ballen waren levende
egels, de hamers levende flamingo's, en de soldaten moesten zich
dubbelvouwen en op handen en voeten staan om de poortjes te vormen.
De
grootste moeilijkheid, zoals Alice direct vaststelde, was het hanteren
van haar flamingo. Het lukte haar om zijn lijf tamelijk handig weg te
werken onder haar arm, met de poten omlaag, maar nauwelijks had ze zijn
hals netjes uitgestrekt en stond ze op het punt de egel een klap te
verkopen met de kop van de flamingo, of daar draaide hij zich
potverdikkeme alweer om en keek haar zo verbouwereerd aan dat ze
onwillekeurig in de lach schoot. En als ze zijn kop omlaag had en weer
wilde beginnen, bleek de egel zich tot haar grote ergernis uitgerold te
hebben en bezig te zijn met wegkruipen. Afgezien van dit alles was er
meestal een kuil of greppel precies op de plek waar ze de egel heen
wilde slaan; en aangezien de dubbelgevouwen soldaten voortdurend
opstonden om naar andere gedeelten van het terrein te wandelen, kwam
Alice al gauw tot de conclusie dat het een buitengewoon moeilijk spel
was.
- "Als ik Hertogin word," zei ze tegen zichzelf (zij het op een niet erg hoopvolle toon), "wil ik helemaal geen peper in mijn keuken. Soep kan heel goed zonder - misschien komt het altijd door peper dat mensen heetgebakerd worden," ging zij voort, zeer verheugd een nieuw soort principe ontdekt te hebben, "en door azijn dat ze zuur worden - en door kamille dat ze bitter worden - en - en door kaneelstokken dat kinderen zoet worden. Als de mensen dat eens wisten zouden ze vast veel royaler zijn."
- Toen hield de Koningin ermee op, geheel buiten adem, en zei tegen Alice: "Heb jij de Nepschildpad al gezien?"
"Nee," zei Alice, "ik weet niet eens wat een Nepschildpad is."
"Dat is het beest waarvan Nepschildpadsoep wordt gemaakt," zei de Koningin.
- "Toen wij klein waren," ging de Nepschildpad ten slotte voort, kalmer, maar af en toe nog nasnikkend, "gingen we in zee op school. De meester was een oude schildpad - we noemden hem de Scheldpad-"
"Omdat hij altijd zo schold, zeker?" vroeg Alice.
"Nee
maar, wat ben jij snugger!" zei de Nepschildpad boos. "Zouden wij hem
de Scheldpad noemen omdat hij zo vriendelijk tegen ons sprak?"
Over het lesrooster van de Nepschildpad:
- "Ik kon me die lessen niet veroorloven," zei de Nepschildpad met een zucht. "Ik heb alleen het gewone programma gevolgd."
"Wat was dat?" informeerde Alice.
"Om
te beginnen natuurlijk lui zijn en schreeuwen," gaf de Nepschildpad ten
antwoord, "en verder de verschillende onderdelen van het rekenen -
optillen, afbekken, gemenevuldigen en stelen."
... Alice ... zei: "Wat moest u nog meer leren?"
"Nou,
je had vergetenis," antwoordde de Nepschildpad, terwijl hij de vakken
op zijn poten aftelde, "bijbelse en vaderlandse vergetenis,
aanwijskunde, verder schadelijke oefening - dat kregen we van een oude
zeepaling, één keer per week, die leerde ons de poespas, de onpas en de
zwembadpas."
"Hoe gaan die?" zei Alice.
"Nou, zelf kan ik het je niet voordoen," zei de Nepschildpad, "ik ben te stijf. En de Griffioen heeft 't nooit gehad."
"Had
ik geen tijd voor," zei de Griffioen. "Maar ik heb wel oude talen
gehad. Dat was me toch een dooievisjesvreter, die leraar."
"Ik heb nooit les van hem gehad," zei de Nepschildpad met een zucht. "Van hem kreeg je griep en chagrijn, zeiden ze altijd."
"Wat staat erin?" zei de Koningin.
"Ik
heb het nog niet opengemaakt," zei het Witte Konijn, "maar het lijkt
een brief te zijn, geschreven door een gevangene aan - aan iemand."
"Dat moet wel," zei de Koning, "tenzij het een brief aan niemand is, wat niet gebruikelijk is zoals u weet."
Reacties
Een reactie posten