Konstantin Paustovski: Verre jaren

Konstantin Paustovskij: Verre Jaren: Herinneringen aan het tsaristische Rusland (Rusland, 1946): 332 blz: Vertaald door Wim Hartog (1970): Uitgeverij de Arbeiderspers, serie Privé-domein, nr 16

Sinds ik in 2000 voor het eerst de 7-delige serie memoires van Paustovskij las, is Paustovskij één van mijn favoriete schrijvers.  In 2010 las ik de gehele serie voor de tweede keer. Een tijdje terug kreeg ik van een vriend het boekje "Wilde rozen" van Paustovskij cadeau met daarin 5 verhalen. Omdat ik opnieuw zeer enthousiast was heb ik besloten om de memoires speciaal voor mijn blog voor een derde keer in zijn geheel te lezen en te bespreken. Ik zal hierbij Paustovskij vooral voor zichzelf laten spreken door het geven van uitgebreide citaten. Hoe kun je immers de kwaliteiten van een schrijver (en zijn vertaler) beter beoordelen dan aan zijn eigen teksten?
  Konstantin Paustovskij heeft in zijn leven erg veel gereisd, vooral door het uitgestrekte Rusland (toentertijd de Sovjet-Unie). Behalve schrijven heeft hij van alles gedaan om in zijn levensonderhoud te voorzien. "Wilde rozen" is een prachtig boekje, maar om de kwaliteiten van Paustovskij als schrijver te beoordelen moet je toch echt zijn memoires lezen. Voor mij en voor vele anderen met mij behoort het proza van Paustovskij tot het mooiste proza dat ik ooit heb gelezen. Dat komt voor een deel door de prachtige vertalingen door zijn vaste vertaler Wim Hartog, maar toch ook door de vele lyrische beschrijvingen van de natuur en gemoedstoestanden door de schrijver. Zijn memoires zijn onderverdeeld in korte hoofdstukken die zich laten lezen als een aaneensluitende serie korte verhalen. Kortom, ik kan deze schrijver en zijn boeken niet warm genoeg aanbevelen!

Een uitgebreide set citaten:

- Ik weet niet of u al eens een Oekraïense lier heeft gezien. Ik geloof dat ze nu alleen nog maar in de musea te vinden zijn. Maar toen ik nog klein was, kwam men niet alleen op de markten in kleine stadjes, maar zelfs in de straten van Kijev vaak blinde lierspelers tegen.
  Onder het lopen hielden zij zich vast aan de schouder van hun kleine geleider die op blote voeten liep en een lange kiel van hennep aan had. Om de schouders van de blinde hing een stukkenzakje met brood, uien en zout in een schoon doekje gewikkeld. De lier hing op zijn borst. Deze leek op een viool maar dan met een steel en een houten spil en een wieltje er aan.
  De lierspeler draaide aan de steel, waardoor het wieltje begon rond te snorren en langs de snaren streek die harmonisch zoemden alsof een zwerm tamme dikke hommels de lierspeler gonzend begeleidde.
  De lierspelers zongen bijna nooit. Zij zeiden hun doemka's, psalmen en liederen op zangerige toon. Daarna zwegen ze lange tijd, luisterden naar het langzaam wegstervende gezoem van de lier en vroegen met nietsziende ogen voor zich uitkijkend om een aalmoes.

- De beslagen aarden kruiken met ijskoude melk, de afrikaantjes die druipend in de emmers staan, de aarden kommen met boekweithoning, de warme wrongelkoeken met rozijnen, de zeven vol kersen, de geur van gedroogde vis, de lui bengelende kerkklokken, het gekijf en gekakel van de marktvrouwen, de kanten parasols van de jongedametjes uit de provincie en de plotselinge gongslag van een koperen ketel die een woest kijkende Roemeen op zijn schouders voortzeult.

- De volgende morgen maakte de brandende zon die hel op de witte muren scheen, mij wakker. Rode en gele monnikskappen bewogen zachtjes voor het open raam. Een bloemetje van de Oostindische kers keek ook ondeugend de kamer in. Binnen in de kelk zat een ruige bij. Met ingehouden adem keek ik toe hoe hij nijdig achteruit kroop en zich uit de smalle kelk werkte. Over het plafond liepen lichtende vlekken, flauwe golvingen, de weerspiegeling van de rivier die ik vlakbij hoorde ruisen.

- In die tijd zag ik in iedere bloem een levend wezen. De reseda was een arm meisje met een grijze verstelde jurk. Alleen de strelende geur verraadde haar sprookjesachtige afkomst. De gele theerozen leken jonge schonen die door te veel thee drinken hun frisse blos verloren hadden. Het bloembed met de viooltjes was net een gemaskerd bal. Dat waren geen bloemen maar vrolijke schalkse zigeunerinnetjes met zwartfluwelen maskertjes, danseresjes met kleurige jurkjes, blauw, geel , paars.
Van de madeliefjes hield ik niet. Met hun saaie roze jurkjes deden ze me denken aan de dochters van de leraar Zimmer, grootmoeders buurman. Het waren vlasblonde meisjes zonder wenkbrauwen. Telkens wanneer wij ze tegenkwamen, maakten zij een knicks waarbij ze hun mousseline rokje tussen duim en wijsvinger hielden. De boeiendste bloem was natuurlijk de portulak, een kruipende plant met allemaal vlammende, zuivere kleuren. In plaats van blaadjes zaten er vlezige, sappige stekels aan. Je hoefde er maar even op te drukken of het groene sap spoot al in je gezicht.

- Oom Joesja vertelde graag hoe hij door alleen maar te niezen meer dan één jakhals dood had laten neervallen. Als hij zijn bivak in de woestijn opsloeg, schoof mijn oom een tas met levensmiddelen onder zijn hoofd en hield zich slapend. De jakhalzen slopen dan met de staart tussen de poten naderbij. Wanneer de brutaalste eenmaal voorzichtig met zijn tanden de tas onder zijn hoofd vandaan begon te trekken, nieste oom Joesja zo oorverdovend dat de laffe jakhals zonder ook maar een kik te geven ter plaatse aan een hartverlamming stierf.

- Hoe ouder ik werd, hoe vaker ik de mensen hoorde zeggen dat "het nu eenmaal moest" omdat je in het leven "nu eenmaal niet kon doen en laten wat je wilde". Het duurde lang voor ik me hier bij neer kon leggen en ik vroeg de volwassenen of de mens dan werkelijk niet het recht had om te leven zoals hij wilde en moest leven zoals de anderen dat wilden. Maar dan zei men dat ik me niet moest bemoeien met dingen waar ik geen verstand van had.

- Maar ik kon dit niet toegeven omdat ik oprecht geloofde in alles wat ik verzon. Die eigenschap heeft mij vaak parten gespeeld. Het allervreemdste is wel dat ik mijn leven lang nooit iemand ontmoet heb die hier begrijpend of tenminste vergoelijkend tegenover stond.

- Ik was gek op het Arsenaal met zijn lage gebouwen die nog uit de tijd van Katherina stamden, met gras begroeide binnenplaatsen die vol lagen met gietijzeren afgietsels, seringen langs de muren van de werkplaatsen, vettig glimmende koperen cilinders van oude stoommachines, spirituslucht in de laboratoria, baardige smeden en gieters en blauwig water dat in de artesische put vlak bij de buitenmuur opspoot.

- Ik heb in mijn leven heel wat saaie mensen leren kennen, maar madame Kazanskaja was het vervelendste schepsel dat ik ooit ben tegengekomen. De hele dag door zat zij, met knipperende ogen als van een Bolognees hondje, schortjes voor Maroesja te naaien of met olieverf eeuwig dezelfde lila irissen op satijnen linten te schilderen. Deze roze linten gaf zij aan vrienden en kennissen op verjaar- en feestdagen. Waar ze voor dienden, wist niemand. Sommige gelukkige ontvangers hingen ze aan de muur of legden ze bij wijze van lopertje op een kleine salontafel. Anderen deden pogingen om ze als boekelegger te gebruiken. Maar de linten waren te breed en hadden een hekel aan boeken. Mensen met meer smaak borgen de linten voor alle blikken weg.

- Bij de herinnering aan Lena moest ik er opeens aan denken hoeveel mensen voorgoed uit je leven verdwijnen. Lena, tante Nadja, mijn grootvader de imker, mijn vader, oom Joesja en nog een heleboel anderen. Het was vreemd, droevig, en ondanks mijn achttien jaar vond ik dat ik al veel achter de rug had. Ik had van deze mensen gehouden. Ieder van hen had bij zijn heengaan een stukje van mijn liefde meegenomen. Ik moest daar wel armer door zijn geworden. Deze gedachten speelden toen door mij heen, maar pasten niet bij de verbazende liefde voor het leven die van jaar tot jaar sterker in mij werd.

- Het wachten op gelukkige dagen is soms veel mooier dan die dagen zelf. Maar dat kwam ik pas later aan de weet. Toen had ik nog geen vermoeden van dit eigenaardige verschijnsel in het leven van de mens.

- " ... Schrijver! Een schrijver moet zoveel weten dat je al bang wordt als je eraan denkt. Hij moet alles begrijpen. Hij moet werken als een paard en mag geen roem najagen. Ja! Zo is het! Eén ding kan ik u wel zeggen: gaat u naar boerenstulpen, naar jaarmarkten, fabrieken, nachtasiels. Bezoekt u alles rondom, theaters, ziekenhuizen, mijnen en gevangenissen. Jawel! Alles! Opdat het leven u doordrenkt zoals alcohol valeriaan! Opdat er een echt aftreksel ontstaat! Dit kunt u dan onder de mensen rond laten gaan als een wonderdadige balsem. Maar ook dan nog in bepaalde doses. Ja!"

- Ik nam de raad van deze grappige man aan en ging al gauw onder de mensen waar ik de levensschool volgde die door geen boeken en abstracte overpeinzingen vervangen kan worden.

Reacties

Populaire posts van deze blog

De laatste keer

Ghibli

Opdracht